1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54
|
\appendix
\chapter{Woordenlijst}
\normalsize
\gloss{alias}{Een verkorte naam voor een andere opdracht}
\gloss{ASCII}{American Standard Code for Information Interchange = tekst}
\gloss{achtergrond}{Processen werken hier in stilte en storen je niet }
\gloss{bash}{De GNU Bourne-Again SHell.}
\gloss{bin}{Refereert naar een uitvoerbare "binary", gewoonlijk een directory}
\gloss{cwd}{Je huidige werkdirectory}
\gloss{cursor}{Het actieve punt voor bewerking, gewoonlijk een oplichtende rechthoek}
\gloss{daemon}{Een programma in de achtergrond dat een service levert, zoals HTTPD}
\gloss{device}{Een fysiek of logisch component van een computer}
\gloss{directory}{Een folder op de computer}
\gloss{DNS}{Domain Name Service: domeinnamen voor IP-nummers \& vice-versa}
\gloss{omgeving}{Een set parameters waarin je shell werkt}
\gloss{execute}{Uitvoeren van een opdracht}
\gloss{ext2}{Het eigen Linux bestandssysteem}
\gloss{bestandspermissies}{Ze besturen wie bestanden inleest, beschrijft
en uitvoert}
\gloss{voorgrond}{Het waar van processen op je console}
\gloss{FTP}{File Transfer Protocol, wordt gebruikt om bestanden over het
netwerk te verplaatsen}
\gloss{GID}{Group ID van een bestand of een proces}
\gloss{GUI}{Graphical User Interface. Denk Windows, maar dan beter!}
\gloss{\$home}{Je homedirectory}
\gloss{host}{Een computer op een netwerk}
\gloss{job}{Een proces draaiend in je shell}
\gloss{kernel}{De kernsoftware dat Linux draait}
\gloss{man}{De MANual pages}
\gloss{mount}{Koppel een diskpartitie aan Linux}
\gloss{mountpoint}{Een lege directory waaraan je een partitie koppelt (mount)}
\gloss{netwerk}{Een serie communicatiekanalen voor computers}
\gloss{partitie}{Een deel van een harddisk. Een stuk van een taart.}
\gloss{pad}{/Dit/is/waar/je/bent in het bestandssysteem (denk aan een folder)}
\gloss{PID}{Process ID}
\gloss{prioriteit}{Nummer dat aangeeft hoe belangrijk een proces is voor de kernel}
\gloss{process id}{Elk draaiend programma heeft een dergelijk nummer}
\gloss{prompt}{Dat stukje tekst net voor waar je opdrachten intikt. Aan te passen.}
\gloss{regulier expressie}{Een masker voor het zoeken van tekst.}
\gloss{route}{Het pad dat gegevens volgen via een netwerk.}
\gloss{script}{Een shellprogramma veel lijkend op een "batch file" in MS-DOS.}
\gloss{shell}{Een programma welke opdrachten van gebruikers inleest/uitvoert.}
\gloss{server}{Een computer die gegevens en/of services levert}
\gloss{stderr}{Standaardfout}
\gloss{stdin}{Standaardinvoer}
\gloss{stdout }{Standaarduitvoer}
\gloss{string}{Gewoon een tekst}
\gloss{swap}{Geheugen op een disk}
\gloss{tcsh}{De C-Shell, erg gebruiksvriendelijk}
\gloss{UID}{Gebruikers-ID. Elke gebruiker heeft er een en de bestanden worden
ermee bestempeld.}
\gloss{gebruikersnaam}{Je loginnaam}
\gloss{gebruiker}{Een computergebruiker}
\gloss{xterm}{Het consoleprogramma voor X-Window}
|